- arbeid
- {{arbeid}}{{/term}}1 [bezigheid, werkzaamheid] labour ⇒ work2 [natuurkunde] work3 [loonarbeiders] labour4 [het tot stand gebrachte] work♦voorbeelden:1 de Dag van de Arbeid • Labour day〈economie〉 de factor arbeid • the labour factorde Partij van de Arbeid • the Labour Partyrecht op arbeid • right to work(on)geschoolde arbeid • (un)skilled labour/workvrijwillige/gedwongen arbeid • voluntary/forced labourarbeid verrichten • labour, work; 〈natuurkunde〉 do workaan de arbeid gaan • set to workaan de arbeid zijn • be at workinkomen uit arbeid • earnings〈spreekwoord〉 arbeid adelt • there is nobility in labour〈spreekwoord〉 na gedane arbeid is het goed rusten • when work is over rest is sweet
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.